Plaatsing van afsluitingsplank van composiet

Hoe plaatst u de composiet claustraplanken?

Het enige wat u hoeft te doen, is de composiet planken in de palen schuiven en ze boven elkaar plaatsen met de nodige tussenliggende geleidebalken er tussen in. U hoeft de planken en de tussenliggende geleidebalken niet aan elkaar noch aan de palen te lijmen, te lassen of vast te schroeven.

Ongeacht de hoogte en de configuratie van de claustra die u hebt geplaatst, is het van essentieel belang om niet meer dan 3 planken te plaatsen zonder tussenliggende geleidebalk.
Voorzie voor de planken ook een uitzettingsspeling in de lengte van ongeveer 7 mm (+/- 4 mm). De planken meten 1.783 mm (+/- 3 mm) en de hart-op-hartafstand van de palen moet 1.800 mm bedragen. De uitzettingspelingen moeten aan elke kant worden bereikt. Indien nodig moet u de planken verzagen en opnieuw centreren om die speling te realiseren.

Als u ervoor hebt gekozen om uw palen in beton te gieten, mag u de eerste plank in geen geval in de bodem ingraven. Die plank mag zeker niet onder spanning worden gezet. U kunt in dat geval een onderste geleidebalk onder de eerste plank gebruiken die dan op de bodem rust, of een gedeeltelijk ingegraven bodemplaat in plaats van de eerste plank.

De bovenkant van uw afsluiting moet u zeker met een bovenste geleidebalk afwerken. Met een verbindingsstuk, dat afzonderlijk wordt verkocht, kunt u de geleidebalk met de paal verbinden. Voer de verbindingsstukken aan elke kant van de geleidebalk in, in de groef die daarvoor is voorzien. Elk verbindingsstuk is met de meegeleverde drukschroef (M6 x 12 mm) op de geleidebalk vastgezet. SCHUIF vervolgens het verbindingsstuk (dat met de geleidebalk is verbonden) op de paal tot u de geleidebalk op de laatste balk kunt plaatsen.

Opgelet: De paal is altijd hoger dan de op elkaar geplaatste planken. Respecteer zeker een uitzettingsspeling van minstens 15 mm tussen het afdekkapje en de bovenste geleidebalk.
Bekijk het hoofdstuk ‘Technische elementen/hulp bij het nesten’ voor de berekening van de hoogte van de paal (zie PU11).